DE TERUGREIS 

 

 

REPATRIËRING NAAR BELGIË

Het Ministerie van Volksgezondheid besluit om een dienst voor de repatriëring van de vluchtelingen op te richten. De eerste trein met vluchtelingen vertrekt in Bordeaux op 30 juli, de laatste verlaat Bordeaux op 22 augustus.

De eerste trein met vluchtelingen vertrekt in Toulouse op 12 juli. Van 5 tot 31 augustus arriveren in Brussel-Zuid en Brussel-Noord 206 treinen met 223.136 personen of 8.582 vluchtelingen per dag. Op 15 september loopt de georganiseerde terugkeer ten einde.

Het Rode Kruis staat voor een bijzonder zware opgave. Het wordt belast met het oprichten van centra, de bevoorrading van de treinen, het leveren van sanitair personeel voor het begeleiden van de konvooien en het verzorgen van de reizigers.

Volgens een afgevaardigde van het Rode Kruis in België zitten in het departement Tarn-et-Garonne alleen al 25.000 Belgen vol ongeduld op hun terugkeer te wachten.Niettegenstaande het Hoog Commissariaat voor België in Montauban reeds op 29 juli met de onmiddellijke voorbereiding van de repatriëring is begonnen, weten de Belgen in Montaigu-de-Quercy een maand later nog altijd niet wanneer zij aan de beurt zullen komen.

 

VRIJDAG 30 AUGUSTUS

"Het weer is extra schoon. Onze Nand en die jongen van Brussel rijden naar Montauban. Of ze vandaag weerkeren, weten ze niet. ‘t Is 70 km van hier en wanneer ze ontvangen worden weten ze ook niet.

Van werken komt niets meer, liefst van al gaan we wandelen langs de wijngaarden. We maken er kennis met de eerste rijpe witte druiven die tussen de blauwe staan. Elise, Yvonne, ons ma en ik doorkruisen een wijngaard, op zoek naar witte druiven. We plukken om de schoonste en liggen daarna te smullen in het gras.

Als we voldaan zijn, keren we naar huis om te zien of onze Nand nog niet terug is. Tegen de avond is hij er met goed nieuws. Hoera! Woensdag om 10 uur vertrekt de trein te Valence d’Agen, en dan is het direct naar Beverlo. Op de gemeente hebben ze juist dezelfde tijding ontvangen. Nu zal het niet meer veranderen, zegt men.

Eindelijk. We gaan thuiskomen eer de jongens hun vakantie uit is. We zullen nog een paar weken samen zijn."

 

ZATERDAG 31 AUGUSTUS

"Het goede nieuws wordt vandaag bevestigd. De afgevaardigde zegt dat alles in orde is voor de reis. Dinsdagnacht om 3 uur moeten wij in Montaigu zijn om per autobus te vertrekken naar Valence d’Agen.

Nu naar ‘t dorp om ons laatste Frans geld op te kopen. Best om voor Julien en Jean een paar schoenen te zorgen, die zijn in tijd van oorlog altijd duur. En de maat, ja, dat zal wel gaan. Nog een paar hemden, wat naaigaren en verder al wat wij zoal kunnen vinden.

Na de middag gaan we naar ‘t dorp om te tekenen voor het laatste geld. Dat kunnen we morgen misschien ook nog opkopen. Een pak minder of meer, dat kan niets maken nu we naar huis gaan. Naar ons huis dat zo’n 1200 km van hier ligt.

Als alles goed afloopt mogen wij God bedanken dat we wellicht maandag over acht dagen met onze jongens samen zullen zijn in Beverloo. Hoe het met ons huisje is, dat weten wij nog niet, maar tot nu toe is alles goed afgelopen. Dat zal ook wel gaan."

 

ZONDAG 1 SEPTEMBER

"Vandaag de laatste mis in Bournac. Wat zal het worden met al die slappe christenen als wij hier weg zijn. Wat voor ons zal verschillen: vandaag, op 1 september, is het juist 50 graden warm!

Er wordt gepraat met de Franse kennissen die wij enkel ‘s zondags zagen. Er worden handen gedrukt. Het afscheid valt voor iedereen hard, al zijn het vreemdelingen die we nooit meer zullen weerzien.

Na de middag gaan we naar ‘t dorp, we hebben nog te veel Frans geld. We oordelen van een kostuum voor mij te kopen, want ik heb mijn kostuum al vier maanden aan, zowel ‘s zondags als om te werken. Nu hebben we al van alles wat: een kostuum, een paar schoenen, een paar hemden voor elk en voor Elise en Jean een uurwerk.

Heel schoon als men zo van een vakantiereis kan terugkomen. Natuurlijk als alles goed afloopt, anders zullen we het een ballingschap noemen.In het dorp zegt men ook vriendelijk ‘bonjour’ tegen de Vlamingen, iets wat men dikwijls vergeten heeft."

 

MAANDAG 2 SEPTEMBER

                            "Nog een lange dag en dan

                            vaarwel aan de schone natuur,

                            de streek van distels en distelvinken,

                            van rotsen en wildernissen,      

                            van slangen en hagedissen,

                            van wijngaarden en maïsvelden,

                            van klimop en slingerplanten,

                            van waterlopen die men kilometers ver hoort bruisen

                            door de kleine watervallen die er zo talrijk zijn.

                            Vaarwel aan de ouderwetse boeren

                            die schreeuwen en tieren op hun beesten,

                            dat de echo tot in de verte doordringt.

                            Vaarwel aan hun slafelijke arbeid,

                            die zo verschilt met het werk in de fabrieken

                            waar omzeggens niet gewerkt wordt.

                            Vaarwel aan zoveel schone dingen,

                            als men ze kan bewonderen

                            in een tijd van vrede op een speelreis.

 

We gaan het laatste geld optrekken. Er wordt 20 frank per man afgehouden voor de autobus. Het afscheid van onze geburen zal morgen plaatsvinden. En dan nog het afscheid van onze vlooienbak. Dat zal ons nog het minst bezwaren, als we eenmaal bij ons thuis het oude bed mogen terugvinden."

 

Jean: "In de pastorij waar we gewoond hebben, moeten we veel achterlaten. Eerst de benodigdheden die we gekocht en gekregen hebben, verder nog kledingstukken die al wat versleten zijn of niet meer in de pakken kunnen. Onze voiture, die ook meegekomen is, evenals een kleine fiets, verkopen we aan Yvonne Cantelouves. Jan Put heeft zijne fiets aan Vignoles verkocht en een meisjesfiets van Nonkel Sus blijft eveneens in Montaigu achter. Aldus hebben we al een hele vracht minder te vervoeren.

Gedurende de laatste dagen van ons verblijf in Bournac profiteren we er goed van. Al wat we nog in voorraad hebben, wordt opgesmuld. Van de soep, die gereedgemaakt is met één kilo bonen die we van de kosterin gekregen hebben, kunnen we maar eenmaal eten. De rest van de lekkere soep die vol vlees steekt, moeten we achterlaten. Een groot stuk Savon Marseille geven we aan de kosterin. Die kan ze goed gebruiken."

 

DINSDAG 3 SEPTEMBER

"Alleman is vroeg te poot. De laatste pakken worden toegebonden. We zijn klaar. Of we van de klaver naar de biezen lopen, weten we niet. Het is, zoals het is. Toch nog liever thuis.

In de voormiddag gaan we naar La Faverie, de boerderij beneden. Daar hebben we dikwijls eieren en wijn gekocht en hebben we ook enige dagen melk gekregen.‘t Zijn goede mensen. De vader die een oud-strijder van 14-18 is, spreekt vol lof over België waar hij tweemaal als krijgsgevangene doorgereisd is. Zij wensen ons een goede reis en veel geluk.

In de namiddag eerst naar de kosterin, meneer en madame Ramon, ook beste geburen. Daar is het kermis. De kosterin heeft voor ons extra wafels gebakken. Wij met ons vieren, Nand met zeven en Peteren, allen tezamen hebben we goed geëten. Er wordt gepraat en gewateroogd door madame. Nog een oude fles wijn extra, wij kunnen bijna niet weg. Het afscheid is hard, al zijn we maar drieënhalve maand hier geweest.

Al pratend gaan we naar huis om even uit te blazen. Tegen de avond nemen we afscheid van onze boer, Auguste Clement Vignoles en van zijn vrouw en hun zoon. We zijn niet weinig verbaasd, we komen er als op n’n eerste kermisdag. En dat voor twaalf man, als men maar een huisgezin heeft van drie stuks.

Eerst en vooral een extra soep. Dan een soort eierkoek van zo’n 5 à 6 centimeter dikte, met aardappelen in gebakken. Verder vlees dat goed gebraden is, met saus, brood en wijn natuurlijk. Daarna nog saucisse of eendenlever en ik weet niet wat nog allemaal. De wijn is te slecht voor de boer, nu komt de goede fles naar boven, een die niet alle jaren opgediend wordt. Daarna een fles die nog beter is en dan een die nóg beter is. Tot slot maakt hij een flesje gereed voor in de trein.

Eindelijk begint het afscheid, maar niet zonder tranen wanneer zo’n vrouw zoveel kinderen een laatste zoen geeft. Ook de boer is onder de indruk. En nu eventjes naar bed, slapen gelijk n’n haas."

 

Elise: De nacht dat we vertrokken zijn, heb ik van Vignoles een gouden ketting gekregen. Geen echt goud, wel oud en voor hen zal het emotionele waarde gehad hebben. Ik kreeg dat van Vignoles zelf, de morgen dat we gereedstonden om te vertrekken. Als ik gezegd had: ik wil met Roger trouwen, dan was dat goed geweest. Dat is echt waar, Vignoles heeft gedaan wat hij kon om me daar te houden. Wat ik ondervonden heb als we bij Vignoles waren; dat ze als boeren mij aan ‘t schatten waren, hoeveel ik waard was. Ik was veertien jaar, goed gebouwd. Eventueel een huwbare partij.

Roger was een paar jaren ouder en een beetje verliefd op mij. Hij heeft me gevraagd: ‘Zoudt ge niet willen terugkomen?’

 

WOENSDAG 4 SEPTEMBER

"Om twee uur klopt de boer ons wakker. Sommigen hebben hun broek al aan. Er wordt wat geëten en dan de laatste kus van de boer. Ons Elise krijgt van hem als aandenken een gouden ketting, een blijvende herinnering aan de goede vriendschap.

En nu in het donker de weg op, drie kilometer ver, met pak en zak beladen zoals op de vlucht, vier maanden geleden. Maar nu is alles beter in orde en afzonderlijk ingepakt: goede kleren en eten, brood en conserven, zeep en handdoeken, scheergerief enz.

Als we in Montaigu aankomen, zijn er al heel wat vluchtelingen gearriveerd. We gaan naar den autobus. Daar hebt ge het eerste lawijt. De velo’s mogen er niet op, roept de chauffeur. Maar eindelijk, als de namen van die betaald hebben worden afgeroepen, mogen ze toch met pak en al erop.

Om halfvier vertrekt de autobus in de donkere nacht. Wat zijn de mensen blij, al weten ze niet wat hen te wachten staat. Eer het ‘s morgens licht is, komen we in Valence d’Agen aan. Als we daar buiten de statie staan te wachten, komen er wel 20-30 autobussen aan met dezelfde mensen als wij.

 

Rond 9 uur, als alleman aangekomen is, komt men zeggen dat wij vandaag niet vertrekken. Morgen misschien. Een weinig later krijgt iedereen zijn plaats in de trein. Onze Nand met zijn volk en Peteren in wagon 28. Wij met ons vieren in wagon 27. Een extra beestenwagen zonder stro en daar zo met een 32-35 man in met 60-70 valiezen en pakken. Maar enfin, we zijn toch al weg uit ons logement. Nu wonen we tijdelijk in een stilstaande trein.

Er komt een auto aangereden met fruit: peren, druiven, perziken enz. Daar zullen we nog maar wat Frans geld aan besteden. Armoede kennen we toch nog niet. Intussen maken we een wandeling naar het stadje en kopen een paar flessen wijn voor onderweg. Wij kunnen hier nog een ganse week staan. Er wordt een potje gedronken, wat druiven gekocht, een brood en zo meer.

Het krioelt hier van vluchtelingen, maar buiten De Schutter en die van Aarschot en Lier die ook in Montaigu zaten, zijn er maar weinig kennissen bij. Enkelen van Heusden-cité en een paar van Koersel. Tegen de avond kruipt ieder zijne bak in, den ene plat tegen de grond met z’n kop op de valies, n’n andere zittend met de rug tegen de wand van de beestenwagen. Slaap zacht!"

 

Jean: "Het is reeds licht geworden als we in Valence d’Agen aankomen. Het plein voor het station staat vol met vluchtelingen, pakken, wagens van allerlei soort, voertuigen, fietsen enz. Rond een uur of tien worden de hekken geopend. De mensen stromen zonder orde naar binnen en bestormen de gereedstaande trein zonder naar het nummer te kijken dat op de wagen staat. Na een paar uren is alles geregeld en heeft iedereen zijn plaats gekregen. Deze keer is het geen tweedeklastrein met zachte kussens, maar wel een gewone beestenwagen met stro erin. Wat een schril contrast! In een der hoeken is een gordijn gespannen met daarachter een emmer die als wc dienstdoet. Geen enkele keer hebben wij die gebruikt, alleen een paar oude mensen, die bijna niet uit de trein kunnen geraken.

In dezelfde hoek zitten die van Lier, evenals de familie van Aarschot. De andere hoek is voor ons en Jan Put en twee kleine Waalse families, waarvan een der mannen ‘chef du wagon’ is. Het midden wordt ingenomen door een halve Waalse familie die in de namiddag bijgekomen is. Alles samen ongeveer dertig personen met het kleine hondje van de mensen van Lier. Onze pakken worden tegen een van de wanden gezet, daarop kunnen we gaan zitten. Mijn vader klopt een paar nagels in de wand, waar we ‘t een en ander kunnen aanhangen. Zo zijn we geïnstalleerd in onze nieuwe woonst. Nonkel Sus verblijft met de zijnen in een volgende wagen."

 

DONDERDAG 5 SEPTEMBER

"Bijna niet geslapen. Om zes uur is alleman buiten rond de trein aan ‘t lopen. Dichtbij staat een boerderij waar we ons eens goed kunnen wassen. Ik heb me geschoren en ben klaar om te vertrekken, maar de trein nog niet. Wachten. Sommigen maken buiten een kampvuurtje, want ‘s morgens is het koud al is het in de dag stikkend heet.

Na tien uur mag niemand meer de trein verlaten. Rond elf uur komt een machine aangestoomd en eindelijk, om 12.45 uur ‘départ’. Weg zijn we. Wat geroep en getier. Adieu Frankrijk! Rond 1.45 uur komen we te Montauban aan. Om halfdrie vertrekt de trein weer. Om halfvier rijden we door een kilometerslange tunnel om rond vier uur Cahors te passeren. Weer een lange tunnel en rond halfzes zijn we te Saint-Clair. Om halfzeven passeren we Souillac en om halfnegen Brive-la-Gaillarde. 

Het wordt avond en nacht. Sommigen zijn in slaap gevallen. Om middernacht te Simorre worden we bevoorraad met brood, kaas, eieren enz. De trein blijft er staan tot halftwee. Met ons vieren op twee valiezen proberen we zo mogelijk te slapen. Geschokkel, kou, stijf, wat een ellende. Maar toch, we vorderen op huis aan. Eten hebben we genoeg, maar rust veel te weinig."

  

VRIJDAG 6 SEPTEMBER

"Als we rond vijf uur stoppen zijn we te Châteauroux, ‘Ligne de démarcation’. We moeten er maar weinig wachten.

Om 9 uur zijn we te Orléans en rond de middag komen we in Montaigu aan. Nee, niet daar waar wij gewoond hebben. Wachten en nog wachten.

Om vijf uur vertrekken we. Een halfuur later arriveren we te Châteaurenard. Nu maar voorwaarts! Om halfacht zijn we te Sens. Hier is het al te zien dat het oorlog geweest is. Alles is fel gebombardeerd, veel huizen zijn omzeggens plat geschoten. Ik denk dat ze hier fel gevochten hebben.

En dan weer maar vooruit. Als de trein ‘s nachts om één uur stilstaat, lees ik Artois. We proberen een weinig te slapen maar dat is moeilijk. Men denkt te veel na. Langs de ene kant van Frankrijk zijn we weggereden en langs de andere kant komen we terug. Of we zondag thuis zullen komen, daar twijfel ik toch aan. Iedereen is benieuwd hoe het er zal zijn. Yvonne vraagt meer dan wij zelf weten, maar ze houdt zich kloek. Elise beseft al wat er kan voorvallen in tijd van oorlog. Zo gaat de nacht voorbij."

 

ZATERDAG 7 SEPTEMBER

"Rond 7.45 uur vertrekken we voor het einde van onze reis. Om halfnegen komen we te Sommesous aan. We wachten tot negen uur. Om tien uur zijn we in Châlons-sur-Marne. De stad is fel gebombardeerd. Ganse dorpen liggen hier plat. Er wordt halt gehouden tot één uur. Om halfdrie passeren we Suippes en om halfvijf komen we te Sainte Menehould aan. In deze grote statie zien we voor het eerst Duitse soldaten met de macht, al hebben we er al wel enkelen gezien. Hier krijgen we te eten van de Duitse soldaten en van het personeel van het Rode Kruis: koffie, soep, brood, rijst, melk. Extra goed en goed verzorgd. Elke wagen op zijn beurt, ieder zijn rantsoen. Het brood dat zwart is, smaakt toch goed al is het niet zoals in Frankrijk. De Duitse soldaten zijn vriendelijk en beleefd en helpen iedereen zo goed mogelijk. Toch doet het raar als men andere soldaten ziet dan de Fransen, maar zo worden wij het gewoon.

We zijn weg. Om 7.15 komen we in Charlerange aan en om halfnegen in Awagne. Vernielde dorpen overal. Zo rijden we stillekes naar de Belgische grens. We slapen hoe langer hoe minder. Daaraan is te zien hoe we trachten om thuis te zijn. Al zullen sommigen hun huis niet terugvinden. De nacht valt in. Misschien de laatste in de trein. Mocht het waar zijn, want daar is niet veel vreugde aan."

 

ZONDAG 8 SEPTEMBER

"Al vroeg passeren we ‘s morgens de Belgische grens. Als we daar stoppen, staat er wel honderd man langs de trein om stukken hard brood en lege flessen bijeen te doen. Grote mensen die stukken brood oprapen, da’s maar een slecht voorteken. Wij zullen het onze maar sparen, want wit brood zal voor n’n tijd geëten zijn.

Om acht uur komen we te Mons aan. Daar stappen er velen af. Al de Walen die in de trein zitten. De helft van onze wagen is leeg. En nu stopt hij niet meer voor Brussel. Rond de middag zijn wij er al. De velo’s en grote pakken worden uit de trein gesmeten en op een stootkar verder naar buiten gebracht. Daar wachten auto’s om de pakken van Zuid naar Noord te brengen.

Wij mogen eerst gaan eten in een Rode Kruis Afdeling. Dan naar de statie om onze pakken te zoeken. De trein voor Limburg, Diest, Hasselt wordt ons aangewezen.

Als al onze pakken in de trein liggen, houden ons Ma en Yvonne de wacht en ga ik eerst en vooral een goede export drinken en een dikke sigaar roken. Dat is extra na vier maanden wachten.

De trein die gereed staat krijgt ook volk van Koersel te vervoeren, de familie Th. Bervoets en anderen. Om 5.40 uur vertrekken we.

In Diest stappen we uit. Als we menen te voet naar Beverlo te gaan, komt de stoker van de tram ons roepen. Hij zegt dat hij op ons gewacht heeft. Er wordt ne bak bij aangehangen en alleman kan mee tot Beringen. In Paal, als de tram stopt, betaal ik hem algauw ne pot, want hij vervoert ons kosteloos."

 

Jean: "Voor de vluchtelingen staan in het Noordstation verschillende treinen gereed. Wij nemen de trein die naar Diest-Hasselt rijdt. Na ons geïnstalleerd te hebben, gaan we in een café een smakelijk biertje drinken. Dat is nu eens een afwisseling na al die Franse wijnen.

Rond vijf uur vertrekt de trein in de richting van Leuven.Ook het station van Leuven, waar een talrijke menigte op de trein staat te wachten, heeft veel te verduren gehad. In Aarschot stapt de smid met zijn familie af. Zo bereiken we eindelijk Diest. De pakken en fietsen worden te voorschijn gehaald en vlug gaat het naar de tram die een honderd meter verder staat te wachten. De tram die al lang moest vertrokken zijn, heeft op de trein met vluchtelingen gewacht.

We zitten allen dicht op elkaar gepakt, maar het gaat toch. In Beringen, juist voor de kanaalbrug, die een houten noodbrug is, begint de tram hevig heen en weer te slingeren. Door de overdreven snelheid worden we dooreen geschud. De conducteur die zat is, valt neer en al zijn geld rolt over de vloer. Terwijl de tram zo’n rare kuren krijgt, zijn we juist boven het kanaal. Was de tram daar omgeslagen, dan hadden we waarschijnlijk in ‘t kanaal gelegen. Zo komen we dan eindelijk in het tramstation van Beringen aan."

 

André: Wij in Diest den tram op. Daar zaten twee zatte Duitsers op en die wilden perse met de tram rijden. Ik stond achter hunne rug. In Schaffen heeft ene van die Duitsers het stuur overgenomen. Die kon rijden. Maar in Beringen aan Jan Heyligen hadt ge die noodbrug en dien Duitser wist niet dat daar zo ne bocht was. Juist de ramp van de brug op, draaide dat en die man reed te hard. De tram smakte, we dachten allemaal, nu liggen we in ‘t kanaal. Dat had die Duitser verrrast. Nu was die wat kalmer geworden. In Beringen statie moesten we eraf, de tram reed niet verder.

 

Jean: "In het station van Beringen worden de pakken weer op de fietsen vastgemaakt. Voor we vertrekken gaan we ‘In den Tramhalt’ er nog eentje drinken. Hier komt Geukens van Beringen bij ons. Hij zegt dat in Beverlo alles nog overeind staat. Hij bezorgt ons ma een paar sloffen. Wat later begeven we ons dan te voet op weg."

 

Pa: "In Beringen vertrekken we om elf uur te voet naar Beverlo. Men vertelt ons dat alle huizen nog rechtstaan. Dat is al een goed teken. Rond twaalf uur komen we in Beverlo aan.

Meneer Ooms, de burgemeester, staat in de deur. Hij zegt dat onze jongens thuis zijn en zullen slapen zijn. Dan maar gauw verder.

 

Klop, klop. Niets te horen. Ik neem mijn sleutel. Na vier maanden doe ik de deur open en draai het licht aan. Ik ga naar boven en val in de armen van beide jongens die in ons bed liggen te slapen. Een onbeschrijfelijke vreugde.

Na een paar minuten zijn wij allen samen in ons oude keuken. Wat een blijde thuiskomst!

Meneer Ooms laat seffens een rondeken export brengen. Onze geburen komen ons gelukwensen. Nu kunnen wij in ons gewoon bed slapen, waar wij vier maanden zo naar getracht hebben."