
Op internaat
![]() |
In september 1939 begon ik aan het eerste jaar normaalonderwijs in Mechelen-aan-de-Maas. Een vierjarige opleiding in het Heilig Hart-Gesticht, zoals dat reusachtige gebouw in die tijd genoemd werd. Mijn broer had al twee jaar achter de rug. We waren op internaat: eenmaal per trimester mochten we voor een paar dagen naar huis. Met uitzondering van deze sorties waren we opgenomen in een gesloten gemeenschap. Naar wat er buiten deze muren gebeurde, hadden we het raden.
Het volgende cursiefje geeft een beeld hoe het er tijdens de oorlogsjaren op ons internaat aan toeging:
‘Met zeshonderd jongens zitten wij bijeen in een groot internaat ergens diep in de Kempen. De enorme speelplaats is aan drie kanten afgesloten met donkere gebouwen; slechts één kant biedt uitzicht op de buitenwereld, maar daar is een hoge draad voor gespannen. De wisseling van de seizoenen volgen we door de mazen van een metalen net.
Half september, als de zomer naar zijn einde loopt, komen wij binnen voor een nieuw schooljaar. De eerste ‘sortie’ is met Allerheiligen, als de bomen kaal geworden zijn. Daarna mogen we nog vier keer naar huis. Gemiddeld blijven we telkens zes weken van huis weg. En half juli is het weer grote vakantie. Onze opvoeding is spartaans. Winter en zomer luidt de bel ons op de weekdagen om kwart over zes wakker. Uit zeshonderd bedden van acht slaapzalen stormen, lopen, stappen of sloffen de jongens - ieder heeft zijn eigen temperament - naar de wasbakken met het koude kraantjeswater. Om kwart voor zeven begint de mis. Iedereen moet in de kapel zijn, ieder heeft zijn vaste plaats, elke afwezigheid wordt onmiddellijk opgemerkt. Daarna gaan we met z’n allen ontbijten in een grote refter.
We krijgen onveranderlijk brood-met-margarine en koffie. Honger hebben we dikwijls. Vooral ‘s vrijdags. Dan ruiken we van ‘s morgens al vroeg dat de vis ‘s middags niet te vreten zal zijn. Op ons vieruurtje krijgen we per man welgeteld twee sneetjes brood (met margarine).
De volgende maaltijd is pas om zeven uur ‘s avonds. Wacht daar maar op als je in je volle groei zit! Wie van pudding houdt, is ‘s avonds bevoordeeld, want drie keer per week worden er grote kommen rondgedeeld waarin een gele massa zwabbert. Na het avondmaal valt er niet veel meer te beleven. Om negen uur is er avondgebed in de kapel, om kwart over negen gaat iedereen naar bed. Winter en zomer.’
EEN STRALENDE MEIDAG
![]() |
Donderdagmiddag 9 mei 1940. Voor de 400 leerlingen van de normaalschool staat er tijdens de vrije namiddag een bedevaart naar het nabijgelegen Maria-oord op het programma. Met het stoomtrammetje rijden we van Mechelen-aan-de-Maas naar Lanaken. Vandaar trekken we met de studentenharmonie op kop naar Zutendaal.
De acht kilometer lange weg is een prachtige, schaduwrijke dreef. Meikevers vliegen er bij duizenden rond! Ze vallen uit de eikenbomen en worden bij honderden platgetrapt op het wegdek. Bij de Mariagrot zingen we Marialiederen en er wordt gebeden voor de vrede. Aan een dreigende oorlog, waarbij wijzelf enkele uren later rechtstreeks betrokken worden, denkt niemand. De terugweg is weer een fikse wandeling, we spelen ‘Victoire’ en de harmonie houdt het ritme erin. |
![]() |
ALARMERENDE BERICHTEN
Die dag bereiken onheilspellende geruchten ons land. De Belgische legerleiding verneemt van de militaire attaché in Berlijn, dat de invasie van België en Nederland aan de beurt is. De Duitse inval is voorzien voor de volgende ochtend. De Belgische eenheden krijgen de opdracht hun gevechtsstellingen in te nemen. Het is de negenentwintigste keer dat de alarmtoestand wordt uitgeroepen. De meeste soldaten verkeren in de waan dat het om de zoveelste vervelende oefening gaat.
Mocht het waar zijn dat Hitlers troepen morgenochtend ons land binnenvallen, dan zitten we in de normaalschool op een weinig benijdenswaardige plaats. De afstand van Maasmechelen tot de Duitse grens bij het Nederlandse Sittard en tot de bruggen in de buurt van Eben-Emael is amper 15 km!
HERINNERINGEN
In 1940 was de veertienjarige Jos Ghysen op internaat in Mechelen-aan-de-Maas. Meer dan vijftig jaar later haalde hij zijn herinneringen op:
‘Teneinde Maurice Dewilde ertoe in staat te stellen een serie aan hen te wijden, vielen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land, onze achterkeuken en onze geschiedenis binnen.
Ik was nog maar een jongetje op die meimorgen. Ik zat op de vensterbank en ik keek naar ze. Het was vier uur ‘s morgens, ik zag door het raam de Duitse parachutisten landen, mijn hart klopte mij in de keel en ik voelde dat de bevrijding nabij was.
Het was een juist voorgevoel. De priesters die ons al maandenlang in de knel hielden, waren niet op zulk een gebeurtenis voorzien. Zij dreven vlak bij de grens van dit land een kostschool voor de katholieke jeugd, maar wie wist in die tijd wie Maurice Dewilde was.
10 mei 1940. Het was een stralende zomerdag. De weermannen van Hitler kenden hun vak. Geen grapjes maar recht voor de raap. Volle zon en met z’n allen de slagboom over. Wie het hebben meegemaakt, kunnen alleen maar met heimwee aan de zonnige oorlogsdagen van toén denken.
Meikevers lagen bij duizenden op de fietspaden en nu moeten je kinderen in een encyclopedie gaan opzoeken om te weten wat je met een meikever bedoelt.
De dag tevoren nog waren we met wel vierhonderd leerlingen te voet naar een bedevaarts-oord in de buurt getrokken om te bidden voor de vrede. Telexen waren er toen nog niet en Onze-Lieve-Vrouw moet dat niet tijdig aan Hitler doorgegeven hebben. Want acht uur later daalden Duitse parachutisten al aan zijden valschermen over ons neer en ze namen het dorp in eer je je tanden had kunnen poetsen.
Op de speelplaats gingen we met tweehonderd tegelijk naast elkaar op de grond liggen toen er weer eens een eskader vliegtuigen zeer laag overkwam waarna de directeur in volstrekte wanhoop de grote poorten openrukte en zei: ‘Gaat nu allen heen en God zegene u!’
Maar God had het die dag ook moeilijk, een eind verder was de kerktoren weggeschoten, een klooster lag half in puin en iedereen riep hem aan alsof hij het geweest was die de boel in het honderd had gejaagd...'
Voor veel jongeren begon een groot avontuur. Voor de meeste gezinnen een lijdensweg om nooit te vergeten. |